Alexander Poels:

“Ik heb me heel erg beschermd gevoeld.”

Alexander Poels (54), teamleider communicatie bij gemeente Amsterdam, man van Jacqueline, vader van Jasper (15) en Sebastiaan (17).

“Eigenlijk heb ik nooit griep, maar ik voelde me toch belabberd. O, heb je de mannenziekte, grapte mijn vrouw Jacqueline, die later nog behoorlijk spijt heeft gehad van die opmerking. Tien dagen lang hoge koorts, dat is niet goed hè.” Uiteindelijk liet hij zich screenen in OLVG-oost. Hij mocht gelijk blijven; de test was positief. “Ik voelde me verdrietig. Waarom weet ik niet. Misschien omdat je totaal niet weet wat je te wachten staat.”

Vanaf die dag worden zijn herinneringen schimmiger, het virus slaat dan echt toe. Hij belandt op de IC. “Er mocht toen één bezoeker per dag komen. Jacqueline vond het belangrijk dat mijn zoon papa nog zou kunnen zien. Dus de oudste, Sebastiaan, kwam langs. Het was een ontroerende sessie. Hij vertelde later dat het leek alsof de rollen waren omgekeerd, dat hij ineens in de vaderrol zat. We hielden elkaars hand vast – dat mocht toen nog – en haalden als twee jongens herinneringen op. Heel fijn. Emotioneel en intens.”

Nouri

Een dag later, het is inmiddels 18 maart, kwam de supervisor langs: 'meneer Poels het herstel gaat niet snel genoeg, we gaan u in slaap brengen'. Toen kreeg ik echt angst. Ik had meteen de associatie met Nouri Abdelhak en prins Friso. In coma brengen, dat is niet goed, dacht ik. Ik mocht nog even Jacqueline spreken door de telefoon en heb alleen gezegd: ik hou van jou. We hadden beiden tranen in onze stem.” Zijn laatste herinnering is het kapje voor de anesthesie en vervolgens was hij vijf dagen onder zeil. In die tijd kwam Jacqueline langs met een bluetooth speaker, of ze wat muziek mocht draaien. Miles Davis, een favoriet van Alexander. “Ontroerend hè? Dat heb ik natuurlijk allemaal pas achteraf van haar gehoord.”

Acute stress

Maar toen gebeurden er enkele ingrijpende dingen. Terwijl hij nog in coma was, kreeg Jacqueline een telefoontje: Alexander moest naar Amsterdam UMC worden overgeplaatst, de druk op OLVG-oost werd te groot. Haar man kon de rit wel aan, was de inschatting. Van elke stap werd ze keurig op de hoogte gehouden. Maar toen Alexander eenmaal op de IC van locatie VUmc was beland, kreeg ze een vreselijk bericht: ze mocht niet op bezoek komen. Nieuw beleid. “Ze kreeg een acute stressreactie en begon helemaal te shaken. Gelukkig was Sebastiaan thuis en die is maar een kruikje voor haar gaan maken.” Hoe kon het dat ze de dag daarvoor nog gewoon in het OLVG langs kon gaan en nu in VUmc niet meer welkom was?

Contact

“Het idee dat je je dierbare niet meer kunt zien, hakt er enorm in. Maar tegelijkertijd merkten we dat het personeel op de IC zich daar heel erg van bewust was. Ze deden enorm hun best om in dat gat te springen. Jacqueline moest een biografie aanleveren over mij. Die hing naast mijn bed en elke keer als er een wisseling van de wacht was, ging de IC-verpleegkundige dat even zitten lezen. Misschien doen ze dat altijd op de IC, dat weet ik niet, maar ze proberen het zo persoonlijk mogelijk te maken. Ze realiseren zich dat ze in die gekke maanpakken rondlopen met mondkapjes op. Het enige wat je ziet zijn hun ogen. Geweldig hoe ze oogcontact probeerden te maken, hoe ze reageerden. Dat menselijke contact is zo noodzakelijk als je helemaal overgeleverd bent. Ik heb me heel erg beschermd gevoeld.”

Tentakel

Na vijf dagen werd Alexander wakker. “Dat was voor mijn idee een paar tellen nadat ik in slaap was gebracht. Ik dacht dat ik in het OLVG was, mijn laatste herinnering was aan Nouri. Het voelde dus als een overwinning, dat ik weer wakker was. Ondanks de 24-uursbewaking was ik die eerste dagen nog heel angstig. Ze houden je goed in de gaten, maar zijn natuurlijk niet continu aan je bed. Die buis die ik nog steeds in mijn keel had, je denkt af en toe dat je stikt. En dat heel vervelende stemmetje op de achtergrond: dit virus heeft nog ergens een tentakel en neemt me alsnog te grazen. Ik had dus enerzijds dat overwinningsgevoel en aan de andere kant realiseerde ik me dat ik nog niet helemaal in de veilige haven was. Je bent zo kwetsbaar! Toen de buis eruit ging, kon ik weer wat praten. Het eerste woord dat ik via de telefoon naar Jacqueline en de jongens uitsprak, met een zwakke, robotachtige stem, was o-ver-win-ning. Een paar dagen later kon ik lang-zal-ze-leven zingen voor mijn jarige vrouw.”

Intens

En toen mocht hij naar de verpleegafdeling. Daar trof Alexander een heel ander regime. “Ik werd uitgedaagd om op te staan. De eerste stapjes achter de rollator, aan de arm van een verpleegkundige naar de wc. Ik dacht, dat kan ik helemaal niet. Maar ze geven je het vertrouwen om het wel te kunnen en stapje voor stapje ging ik vooruit.” Na drie dagen mocht hij naar huis. Dat was ook nog wel iets. Je staat dan ineens met losse handen, je bent je cocon van veiligheid en zorg kwijt. “De eerste nachten moest ik geïsoleerd liggen, maar ik raakte volledig in paniek. Ik ben naar Jacqueline gegaan en die heeft me bij haar in bed getrokken. Stik maar met je regels!” Daarna sliep hij bijna onafgebroken, af en toe afgewisseld met een wandeling aan de arm van Jacqueline. De eerste 700-800 meters. Dat werd 2 kilometer, 3 kilometer. Een paar weken later fietstochtjes, een stuk hardlopen. Zijn herstel verloopt dus voorspoedig. Begin juni ging hij weer voor een paar uur aan het werk en als alles zo doorgaat, werkt Alexander in september weer fulltime. Dan kijkt hij terug op een absurde, en angstige periode. Van een onbeschrijflijke intensiteit. En vol van liefde.